Nawoord Ludo Vandamme

Wat is boekgeschiedenis boeiend! Er is de fascinatie voor het object boek, je hart iets sneller voelen kloppen bij elke kennismaking met een boek uit her verleden. En vooral, het besef dat  onder meer het onderzoek van boekbanden ( en van alles wat een exemplaar uniek maakt)  toelaat om brede historische processen te documenteren, om socio-culturele geschiedenis te schrijven. Het bredere verhaal dus.

Geen wonder dus dat ik me als historicus heel erg thuis voel in het Belgisch-Nederlands Boekbandengenootschap. Maar nooit gedacht dat er voor een bestuursfunctie aan mijn deur zou worden geklopt. Het toetreden had iets plechtstatigs, zelfs iets hermetisch. Op een vakbijeenkomst in het Museum Plantin Moretus in Antwerpen fluisterde secretaris Rens Top mij toe dat mijn naam was gevallen en dat er iets zou volgen. Korte tijd later maakte toenmalig voorzitter Elizabet Nijhoff Asser de vraag officieel. Misschien dat de Brugse ere-stadsarchivaris Noël Geirnaert, die even voordien als bestuurder én voorzitter een stap terug had gezet, hierin een rol speelde. Ik zie Noël wel vaker, maar die vraag heb ik hem nog niet gesteld.

Om kort te gaan:  de vraag om bestuurder te worden van het Belgisch-Nederlands Boekbandengenootschap vereerde me zeer. De naam alleen al, een ‘Genootschap’! Het voelde aan als  een ‘nec plus ultra’. Bovendien kwam de vraag als een godsgeschenk: mijn pensioen stond voor de deur, oneindige vrije tijd kondigde zich aan  om te doen waar tot dan toe geen tijd voor was. En dat was heel wat, zo bleek uit het lijstje dat ik bijhield en dat steeds maar langer werd.

Een van de eerste activiteiten die door het bestuur, met mij als kersvers bestuurslid, werd georganiseerd was het bezoek aan Dick en Ellen Timmerman, perkamentmakers in Wierden, Overijssel. Midden de voorbereiding liet ik me ontvallen dat ik over perkamentmaken in het Brugse stadsarchief een boeiend dossier op het spoor was gekomen, en geen tijd later werd op de Algemene Vergadering van mei 2021 een lezing over perkamentmaken geprogammeerd. Mijn vuurdoop verliep via Zoom, want het was Covidtijd. Als koele minnaar van het digitaal vergaderen participeerde ik in de begintijd uitsluitend aan zoombijeenkomsten. Het  duurde een tijdje vooraleer we ons  fysiek rond de tafel konden scharen.

 Intussen ervaarde ik dat het Zuid-Nederlands en het Noord-Nederlands taalvarianten zijn die steeds verder uit elkaar groeien. En ook dat de vergadercultuur in Noord en Zuid van een andere orde is. Nooit gedacht dat je over ogenschijnlijk evidente dingen zo lang van gedachten kan wisselen.  Zoveel hoofden, zoveel zinnen: ik zou toch maar uitkijken met het in aantal uitbreiden van het bestuur…

Als lid, maar nog meer als bestuurder, ga je om met de wetenschappelijke en praktische erfenis van de voorgangers. Dan voel je je wat kleintjes,  en vult de kamer zich met eerbied en respect. Houden we het bij één voorbeeld, door te verwijzen –  opnieuw, ik weet het –  naar Kneep en Binding, de terminologie voor de beschrijving van de constructies van oude boekbanden. De vraag om deze terminologie te actualiseren en uit te breiden met een terminologie  voor de industriële boekband lag de voorbije jaren op tafel. Zo groot de overtuiging is om dit aan te pakken, zo groot ook het besef dat dit een bijzonder moeilijke opdracht is om dit vandaag te realiseren. Het zijn momenten waarop  je meer dan ooit ootmoedig, respectvol en dankbaar het hoofd buigt voor wat onze voorgangers hebben gerealiseerd.

De voorbije jaren vond het Genootschap zichzelf een beetje opnieuw uit. Het wat  gesloten ‘geleerd’ genootschap  schoof en schuift hoe langer hoe meer op naar een open community voor iedereen die boekbanden interessant vindt. Deuren wat breder openzetten, loont steeds; het laat toe om mensen zonder schroom te laten proeven en ze daardoor te laten ontdekken dat boekbanden wel iets voor hen is.

Zo was en is het nog steeds mijn overtuiging dat historisch onderzoek over boekbanden heel erg gebaat is met praktijkervaring in het boekbinden. Net op pensioen of de kans bood zich aan om middenin het schooljaar in te stappen in de opleiding handboekbinden in Gent. Toen de les het tweede jaar samenviel met de dag van mijn taalstudie Latijn, was het kiezen. En zo leer je ook je zelf beter kennen: de taalstudie die mij helpt om cryptische handgeschreven provenances op oude schut- en dekbladen te ontcijferen won het van mijn verlangen om diep af te dalen in de constructie van een boekband. Het besef dat er aan mij geen kundig boekbinder verloren is gegaan, biedt wat troost. De nood aan praktijkervaring is een stukje gelenigd, en straks komt er nieuwe tijd vrij.

De voorbije jaren zijn stappen gezet die het Genootschap  meenemen in de vaart van de 21ste eeuw:  internationalisering en digitalisering. De prille Bookbinding Academy heeft nu al zijn onmisbaarheid bewezen, en met de podcast Faust tweelingband, de oudste handleiding voor boekbinden worden nieuwe communicatiemedia verkend.  Mooier en treffender dan in de visietekst die voorzitter Daniël Ermens op de voorbije Algemene Vergadering bracht, kan dit niet worden gezegd.

Evenzeer mag een vereniging nooit zijn wortels vergeten. Proeven van mooie boekbanden, genieten van kennisdeling, ongedwongen mensen ontmoeten met een zelfde fascinatie. Het organiseren van en deelnemen aan bandensalons zullen steeds het Genootschap blijven voeden, tot het einde der tijden. Eenvoudige concepten blijken niet zelden de krachtigste. Boekbandensalons nodigen uit tot  verrassende ontdekkingen, het nemen van notities  met uitroeptekens van ‘ik kan daar wel iets mee’, vervolgens het bij thuiskomst opbergen van deze notities, om ten slotte weer door de waan van de dag te worden opgeslorpt. Tot er zich opnieuw een bandensalon aankondigt.

En veel blijft nog te doen. Bijzonder intrigerend vind ik hoe, na de uitvinding en verspreiding van de boekdrukkunst, een duizelingwekkende productie aan boeken en boekjes in de stedelijke werkplaatsen in een band werden gestopt, werkprocessen binnen een commerciële aanpak waar we nauwelijks zicht op hebben. Nicholas Pickwoad, om toch maar eens een naam te laten vallen, wijst hier aarzelend de weg. Een breed onderzoeksveld ligt open.

Mijn mandaat als bestuurder van het Genootschap was een periode waarin boekbanden, in de meest uiteenlopende vormen, bijna elk van mijn dagen hebben gekruid.  Ik ben ongelooflijk dankbaar dit te hebben mogen doen. En zoals meestal – hier is het niet anders – zijn het de mensen, de lieve collega’s en gulle experten met wie ik de bestuurstafel deelde, die me steeds zullen bijblijven. Ik kijk terug met grote voldoening en dankbaarheid.

Ludo Vandamme